Juliet

    Mijn betovergrootmoeder heet Juliet. Zij koos de naam die nu nog mijn achternaam is, Calister, voor één van haar kinderen. Ze is geboren in het najaar van 1836.

   
Juliet helpt waar ze kan op de plantage Zuurzak. Ze is vlug als kwikzilver, te vinden over het hele terrein. In de moestuinen bij het waterhalen, bij het hoeden van de geiten buiten op de savaan, in bomen klimmen om mango, papaya en sorsaka te plukken. Of bij de velden met maishi chikí, als er rupsen moeten worden bestreden of onkruid uitgetrokken. Er is zoveel te doen op plantage Zuurzak, er wordt olie gekookt, houtskool gebrand, pinda’s gekookt. Alleen in de zoutpan komt ze niet. Dat is het allerzwaarste werk. Op zondagen hoeft er niet gewerkt te worden en soms, als er niet op haar gelet wordt, sluipt ze de plantage af en bezoekt ze stiekem de mis in de kerk van Santa Rosa op drie kwartier lopen. Bij de kerk is een schooltje waar de soeurs les geven. En er is een drukkerijtje ingericht, waar de paters onder andere gebeden- en liederenboekjes vertaald in het Papiaments drukken. Omdat de paters hun parochiamenen zo goed mogelijk willen bereiken, leren ze de landstaal en zijn ze bezig met een woordenlijst Nederlands/Papiaments.

(Uit: Gebedenboekje, ten dienste der katholieke jeugd, vooral van Curaçao. 1849. Door J.J. Putman, pastoor te St. Rosa)

GEBED VAN SLAVEN VOOR HUNNE MEERSTERS
Mijn Heer en mijn God,
Gij hebt mij in dien stand geplaatst,
warin ik andere menschen moet dienen.
Al wat gij doet is goed en wijs gedaan :
daarom ben ik met uwen aanbiddelijken wil volkomen tevreden. Herinner mij steeds de woorden der H. Schrift :
“ Gij , dienaars , gij weet dat ieder voor het goede , dat hij doet , zijn loon van den Heer ontvangen zal.
Onderwerpt u met allen eerbied aan uw heeren ,
niet alleen aan die goed en bescheiden ,
maar ook die hard zijn.
Want dat verwerft genade ,
wanneer men met onderwerping aan God ,
wederwaardigheden verdraagt , en ten onrechte lijdt.
” Geef mij , o goede Vader , uwen bijstand om dit gebod altijd te volbrengen.
En leer mij den eerbied , welke ik mijnen heeren moet bewijzen , zóó beschouwen ,
als betoonde ik die aan mijnen Verlosser Jezus Christus.
Amen.

    De lessen op het schooltje zijn alleen bedoeld voor vrije kinderen, maar pater Putman laat tegen de regels in soms niet-vrije kinderen toe tot de lessen. Het is zijn persoonlijke overtuiging dat iedereen recht op onderwijs heeft. In de rustiger maanden buiten het oogstseizoen ziet Juliet kans er wat basale kennis van het rekenen en lezen op te doen. Ze is één van de weinige slavenkinderen die naar het schooltje gaat. Maar ze moet oppassen dat de factoor er niet achter komt, want school is niet voor slavenkinderen. Meester Jan Schotborgh heeft dat uitdrukkelijk verboden.
    Dan is er onrust op Zuurzak. Er zijn geruchten dat de plantage zal worden verkocht. Al snel wordt duidelijk dat iedereen die op de plantage woont en werkt wordt meeverkocht. Waarschijnlijk hoeft er niemand te vertrekken. Maar er komt dus een nieuwe factoor in het landhuis te wonen. Een nieuwe factoor die de dagelijkse leiding over de plantage op zich neemt. En het is de vraag hoe streng zijn nieuwe regime zal zijn.
    In 1850 verkoopt Jan Schotborgh plantage Zuurzak. De nieuwe eigenaar van Zuurzak heet Jacobus de Jeosuah Naar. Jacob heeft een groot huis in Pietermaai. Hij woont er met zijn vrouw en zijn groeiende gezin. Elke ochtend als Juliet de wandeling van de plantage naar Willemstad maakt, komt ze voor zijn huis langs en soms ziet ze hem of de kinderen. Jacob komt zelf maar zelden op Zuurzak; het landhuis op de plantage is voor hem een plek waar hij een enkele keer de drukte en de stank van de stad kan ontvluchten en met zijn neef, die hij er als factoor heeft aangesteld, een glas drinkt.
    Jacob Naar is geen planter voor wie de produktie van de plantage van belang is. Hij is een steenrijke fabrikant. Het kapitaal van de familie Naar is opgebouwd met de produktie van snuiftabak. Tot het einde van de 19e eeuw meest populaire vorm van tabaksgebruik, naast pijp, sigaar en pruimtabak. De nicotine die van nature in tabaksblad zit is opwekkend en omdat het volksgeloof zowel als de medische wetenschap willen dat vieze stank de veroorzaker danwel de overbrenger is van besmettelijke ziektes, wordt het gebruik van de aromatische snuiftabak als medicinaal en heilzaam voor de gezondheid beschouwd. Dat is zeer bevorderlijk voor de populariteit en verkoop van snuiftabak.
    De tabak wordt vermalen, gedroogd en bewerkt in een fabriekje in Scharloo. Er worden verschillende ingrediënten aan toegevoegd, zoals eucalyptusolie en munt. De snuif uit zijn fabriek heet ‘Shon Kobus’ en is een begrip op het eiland en overzee. Het recept wordt angstvallig geheim gehouden. Er zijn maar een paar familieleden die het hele proces kennen. Het recept werd uitgedacht door zijn gelijknamige grootvader van Jacob (Jacobus) Naar.
    Jacob en zijn zus zijn respectievelijk getrouwd met een zus en een broer van de familie Henriquez. Jacob staat aan het hoofd van een familietrust waarin de kapitalen van beider families gezamenlijk beheerd worden. De trust vertegenwoordigt zoveel geld dat het Jacob’s grootste dagelijkse zorg is wat hij met het geld moet doen. Hij verhandelt stukken grond, plantages en landhuizen. Hij was al eigenaar van twee plantages in de Westdivisie (Klein Santa Martha, Rust en Pad), en hij koopt in de daaropvolgende periode ook de plantages en tuinen van Santa Barbara, Bottelier, Popo, Ronde Klip, San Pedro en Jan Sofat. Ook het bezit van plantage Zuurzak is voor hem een speculatieve investering, hij heeft de plantage gekocht met het voornemen om die na tien jaar met winst door te verkopen.
    Jacob stelt een jonge neef aan als factoor om de dagelijkse leiding van de plantage op zich te nemen.

   


Vorig | Vervolg