Antilliaans Dagblad 13-10-’06 • Sharlon Monart



De drive van Izaline

Zingen. Op een mooie melodie woorden overbrengen. Woorden die de luisteraar kunnen vertroosten, inspireren en blij maken. De kracht van zang heeft de Curaçaose Izaline Calister altijd gefascineerd. Met haar stemgeluid bekleedt zij de klank van elke lettergreep met tedere zorg, voor zij die loslaat. Het lijkt er wel op dat Calister een intieme relatie onderhoudt met haar tekst. Tot vermaak van al wie haar ooit heeft horen zingen.

Opmerkelijk genoeg ging Calister aanvankelijk geen studie in de muziek volgen. Zij was hard op weg naar een ‘gewone baan’ van-negen-tot-vijf als bedrijfskundige. Tijdens de laatste etappe van haar studie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) liep zij stage als quality controller toen vrienden haar vroegen om te zingen bij een quiz voor Antillianen.

‘Okay, maar ik ga niet solo-zingen’, antwoordde Calister na enig wikken en wegen. ‘Later bekent zij dat afstuderen om daarna een ‘gewone’ baan te hebben haar slapeloze nachten gaf. ‘Ik had al een donkergrijs vermoeden dat boekhouden niets voor mij was.’ Zingen leek haar veel leuker –maar hoe?

‘Rond die quiz ontstond toen Grupo Forsa zodat ik niet solo hoefde te zingen. Na enige tijd waren we een succes onder de Antillianen in Groningen’, herinnert Calister zich. ‘Wij speelden eerst vooral covers van Grupo Serenada. Later brachten wij ook eigen nummers.’

‘Steeds meer mensen zeiden tegen mij dat ik ‘maar naar het conservatorium’ zou moeten. Maar ik antwoordde steevast dat ik niet dacht dat zij mij zouden aannemen. Wie naar het conservatorium gaat, begint meestal als kleuter met muziek en koerst als tiener al op het conservatorium af.’

Toch weet Calister nog dat wanneer zij met vriendinnetjes op de middelbare school de vraag beantwoordde ‘wat wil je later worden?’ zij altijd zei: ‘Zangeres.’

‘Op een dag trok ik de stoute schoenen aan en belde vanaf mijn werk het conservatorium op. Ik wilde mijn toelatingstest afleggen. Maar de inschrijfperiode was al voorbij. Toch besloten zij een uitzondering voor mij te maken en kreeg ik een datum.’

De daarop volgende dagen waren zenuwslopend. ‘Mijn kennis van muziektheorie was nul en ik had geen kaas gegeten van muziekharmonie. Ik probeerde met een crash course daar iets aan te doen en ging naar het toelatingsexamen. Daar stond ik dan als 24-jarige tussen 18-jarigen voor wie de conservatoriumcultuur niet nieuw was.’

Tot overmaat van ramp had Calister haar dag niet toen zij aan de beurt was om te zingen. De directeur zei dan ook tegen de andere leden van de toelatingscommissie ‘het is gewoon niks, maar zij heeft iets. Ik weet niet wat het is. Maar laten we haar een kans geven om erachter te komen wat het is dat zij heeft.’

‘Het blijkt dat die directeur wist van Grupo Forsa en mij daarom op zijn conservatorium wilde. Een aantal keren was de steun die deze man mij gaf doorslaggevend voor het vervolg van mijn studie. Telkens wanneer ik wilde afhaken, sprak hij me moed in. Hij plaatste mij zelfs in de muziekgroep die optredens gaf als vertegenwoordiging van het conservatorium. Vooral dat laatste gaf mij meer zelfvertrouwen. Ik dacht: ‘als deze man mij in het paradepaardje van zijn school zet, dan ziet hij toch wel kwaliteiten in mij.’

Calister legt uit waarom ze het best moeilijk had op de muziekopleiding: ‘Mensen liepen daar rond met al deze kennis van muziektheorie en -stromingen. Met jazz, allerlei klassieke nummers en belangrijke zangers waar ik nog nooit van had gehoord. En op mijn uitgebreide kennis van Caribische en Latijns-Amerikaanse genres en artiesten werd juist neergekeken.’

Mede dankzij de niet aflatende steun van de directeur kwam op een gegeven moment de kentering. ‘Ik dacht ineens zo van wacht eens, Latijns-Amerikaanse muziek heeft net zoveel waarde en bestaansrecht als andere genres. Waarom zou ik mij minder moeten voelen?’

Toen Calister zich op Braziliaanse jazz stortte werd zij veel meer geaccepteerd omdat dat weer tot ‘World Music’ hoorde en populair was. ‘Ik vond het heel mooi die Braziliaanse jazz gezongen door Brazilianen en het heeft mijn zangstijl zeker beïnvloed. Maar ik zong ook graag in het Papiamentu wat weer niet altijd werd gewaardeerd. Maar toen al vond ik Papiamentu even mooi of mooier klinken. En zo denk ik er nog steeds over.’

Calister neemt haar zonnebril af nu zij over klanken en melodieën praat. Gedurende het gesprek valt het op dat wanneer iets haar boeit, de bril telkens even wordt afgezet. De fraaie donkere ogen spreken mee. ‘Voor mij is de melodie het belangrijkste. Dat onthou ik dan ook het beste. Als ik componeer, is meestal de melodie er het eerst. Dan voeg ik er tekst bij waarbij dingen om me heen mij inspireren. Ik beeld mij dan in hoe de persoon in kwestie zich voelt of voelde en verwoord dat.’

‘In die tijd verdiepte ik mijn gevoel en zienswijze, dat muziek niet alleen uit akkoorden en melodieën bestaat. Ook de tekst is muziek. De schrijver heeft misschien weken of maanden gewerkt om die woorden juist te krijgen en dan moet je daar zorgvuldig mee omgaan. Dus goed letten op je uitspraak, de lengte van de lettergrepen, de klankkleur, enzovoorts. Nog steeds stel ik die eisen aan mezelf.’

De bril gaat weer af. Ze vervolgt: ‘Papiamentu is heel belangrijk voor mij. Ik heb dan ook bewust gekozen voor opnamen in het Papiamentu. Je weet dan weliswaar bij voorbaat dat je commercieel waarschijnlijk nooit aan de status van Mariah Carey ofzo zult kunnen tippen, maar de voldoening is er niet minder om. Ik wilde vanaf het begin oude melodieën en nummers nieuw leven inblazen voor jongere generaties. Het lijkt me interessant als over dertig, veertig, vijffig jaar mensen tussen oude cd’s gaan graven en die nummers in mijn stijl terug vinden.’

‘Dat mijn muziek toch bij een relatief breed publiek aanslaat, is natuurlijk meegenomen. ik vind het fijn dat mijn muziek geen grenzen kent: jong en oud, zwart en blank –noem maar op. In een wereld vol verdeeldheid veroorzakende elementen ben ik er trots op dat mijn muziek mensen verenigt.’

Overigens keert de ‘klassieke jazz’ terug in Calisters leven. ‘Ik ben met een project bezig met een Nederlands trio waarbij wij nummers van onder meer Porgy and Bess spelen. Ik trok vlak voor ik naar Curaçao kwam nog aan de oren van de pianist omdat ik vond dat hij teveel op akkoorden enzo let. Als ik zing ‘My man is goooone’ dan kan het niet zijn dat de piano blijmoedig doorpingelt. Heel mooi en vaardig, dat wel maar have a heart: ‘My man is gone!’

Toch is het vertrek van een man soms goed nieuws. In het lied ‘Hòmber Floho’ (cd Mariposa) geeft Calister dat weer. Daarentegen wil je die man soms juist veel zien. Daar gaat ‘Soño Di Tur Muhé’ (cd Mariposa) over. ‘Ik werkte toen nog in die baan als quality controller en deze lekkere man liep voor mijn raam langs, verklapt Calister sensueel glimlachend haar inspiratiebron terwijl haar zonnebril aan de vingers van haar rechterhand bungelt.

Een ander project dat zij wil beginnen, is werken met een producer. ‘Tot nu toe was ik altijd mijn eigen producer. In de loop der jaren is het zo gegroeid dat ik zelf bandleider ben, het repertoire bepaal, enzovoorts. Dat is natuurlijk gemakkelijk, maar ik ga risico’s niet uit de weg. Ik wil zien of een andere goede producer misschien nieuwe dingen bij mij naar boven zal weten te halen; mij tot grotere hoogten zal weten te brengen.’

Ineens wordt de ontspannen, opgewekte jonge vrouw ernstig. Zittend op het puntje van haar bank met de zonnebril in haar schoot stelt zij: ‘Ik mis het nemen van gezonde risico’s bij lokale artiesten. Ik begrijp heel goed dat zij vooral moeten overleven. En dat er veel illegaal wordt gecopieerd –ook ik voel dat financieel. Maar ik mis opoffering. Het is volgens mij een mentaliteitskwestie. Hard werken houdt voor velen van ons in ‘een jaar werken aan iets’; als het dan niet een megasucces is geworden, dan kappen mensen ermee. Zo kom je er nooit, al heb je nog zoveel talent. Ik ben bijvoorbeeld al twintig jaar in de muziekwereld actief. De eerste twaalf, dertien jaren waren gewoon volharden. Maar het leert je waardering te hebben voor je succes later.’

‘Ik heb in die periode geleerd om zelf met apparatuur en instrumenten te sjouwen. Zingen zonder dat het publiek op je let. Na je nummers en je optreden helemaal geen applaus. Avond na avond optreden om rond te komen. Maar als je doorzet en je gezond verstand gebruikt, zal je doorbraak komen. Ik heb niets cadeau gekregen of iets bereikt omdat ik puur geluk had. Inventiviteit, gezond verstand en hard werken zijn de sleutel tot succes.’