Amigoe 23-09-’06 • NN



Izaline Calister geeft Antilliaanse muziek modern geluid

WILLEMSTAD - Op haar website omschrijft ze het zelf als ‘Izaline is coming home’. Tijdelijk overigens met een wat wordt genoemd kleine Hélele-toer naar de Nederlandse Antillen. Op 12 oktober treedt Izaline Calister met haar band op in Aruba, op 14 en 15 oktober komt ze naar Curaçao, het Avila Beach Hotel en het Curaçaosch Museum om precies te zijn.

Sinds ze in mei van dit jaar haar nieuwste album Kanta Hélele heeft uitgebracht –haar vierde alweer– heeft Izaline Calister veel media-aandacht gekregen. ‘Deze cd brengt me nog weer een stap dichter bij de Curaçaose muziek’, vertelde ze bijvoorbeeld in het Dagblad van het Noorden. ‘Waar ik doe dat niet bewust. Ik weet ook niet of ik typisch Curaçaose muziek maak. Daar maak ik me ook niet meer druk om. Ik ben zelf Curaçaose en dan komen de typische kenmerken vanzelf wel.’ En recent in het opinieweekblad De Groene Amsterdammer zegt ze lang het gevoel te hebben gehad dat ze iets terug moest geven aan Curaçao.

Verslaggever Jaïr Tchong is lovend over haar. ‘Toen Izaline Calister haar vierde cd Kanta Hélele in het Amsterdamse Bimhuis presenteerde leek de jazz voor een moment teruggekeerd naar haar oorsprong als dansmuziek. Met gracieus gemak kreeg Calister voor elkaar wat generaties van serieus improviserende musici het publiek hadden afgeleerd: dansen.’ Het was overigens niet de eerste keer dat Calister het Bimhuis liet swingen: bij haar memorabele debuut in september 2000 noteerde NRC Handelsblad al: ‘Overrompelend, aanstekelijk, professioneel en overtuigend: soms past geen zuinigheid met adjectieven. Want wat Izaline Calister (...) in het Bimhuis teweegbracht, was alleen te vergelijken met het historische concert dat Denise Jannah daar in 1993 gaf. Mensen die op stoelen en tafels dansten, vreemden die elkaar in de armen vielen, veel feestelijk brekend glaswerk en we gaan nog lang niet naar huis.’

Zes jaar later en vier cd’s verder heeft Calister afscheid genomen van haar artistieke partners Eric Calmes en Randal Corsen en de sprong naar de internationale arena gewaagd. Haar laatste twee cd’s verschenen bij het prestigieuze Duitse wereldmuzieklabel Network en eind vorig jaar deed ze met haar nieuwe groep in drie weken vijftien optredens in Mexico. Ze is net teruggekeerd van een festival in het Oostenrijkse St. Veit, liet in dat land het publiek van het Jazzfestival van Graz (Oostenrijk) ook al eerder kennismaken met de Antilliaanse muziek en voor de rest van dit jaar staat behalve het Antilliaanse uitstapje onder meer een tournee met het prestigieuze Metropole Orkest op het programma.

In de vele recensies wordt de nadruk gelegd op het feit dat Izaline Calister met haar mix van pop, jazz en Afrikaanse ritmes de Antilliaanse muziek een modern geluid geeft, terwijl tegelijk de traditionele muziek haar zeer na aan het hart ligt. Zo zingt ze een pure tumba. Zegt daarover: ‘Nu hoor je die nauwelijks meer. Men vindt de ‘tumba’ ouderwets en luistert liever naar r&b en naar ritmo kombiná, een mix van moderne Caribische dansritmes als merengue en souk. Als we niet oppassen gaan al die prachtige ritmes verloren. Daarom schrijf ik dan een tumba, inclusief een grappige tekst, met steken onder water, die bij die stijl hoort. Op die manier wil ik de traditie in ere herstellen.’ Ook de typisch Curaçaose kachu, een koehoorn waarmee vroeger boodschappen werden doorgegeven, wordt gebruikt. ‘In de muziek werd het ‘oehoe’-geluid gebruikt als ritmische ondersteuning. Mijn broer Roël is het nu gelukt er ook melodieën op te spelen.’ Volgens Het Dagblad van het Noorden voegt Calister met die nieuwe toepassing een dimensie toe aan de authentieke muziek.

In de Groene Amsterdammer gaat Izaline Calister ook dieper in op haar jeugd. Ze groeide, zegt ze, op met de Antilliaanse wals en dansa, muziek met Europese wortels. Dankzij haar vader leerde ze ook Afro-Antilliaanse muziek zoals tambú waarderen. Ze heeft ook een nummer aan hem opgedragen. Nada Den Mi Man (Met lege handen), een soort gebed. ‘Mijn moeder overleed toen ik drie jaar was. Ik weet daar weinig meer van, alleen dat het leven gewoon doorging. Later was ik als puber nogal aan het bokken. Ik was voornamelijk met mezelf bezig. Pas de laatste jaren besef ik hoe moeilijk mijn vader het moet hebben gehad en hoe knap het was dat ons leven zo normaal mogelijk bleef.’

De periode waarin zij zong bij de band Pili Pili was beslissend voor haar koers. Deze groep onder leiding van Jasper van ‘t Hof was zijn tijd vooruit. Izaline Calister: ‘Hij vroeg me in mijn eerste jaar aan het Gronings conservatorium. Door met Pili Pili op tournee te gaan in Duitsland kreeg ik door dat buiten Nederland een interessante, bruisende wereldmuziekscene bestond. Inmiddels had ik al besloten dat ik niet voor altijd in het Antilliaanse feestencircuit wilde blijven hangen. In de tijd van Pili Pili kreeg ik door dat wereldmuziek ook uitdagende concertmuziek kan zijn.’

Calisters internationale succes is haar niet aan komen waaien. ‘Mij is niets gelukt met geluk. Er is altijd een zwaar beroep gedaan op mijn vindingrijkheid, fantasie en improvisatievermogen. De problemen van Curaçao’, zo weet ze, ‘zijn groot.’ Zegt daarover: ‘Het is arm. Sommige mensen krijgen hierdoor een rotmentaliteit, maar een heleboel ook niet. Je wordt wel moedeloos van steeds maar weer die verhalen over wat er allemaal fout gaat. Het is volgens mij niet een exclusief Antilliaans probleem.’ En ook: ‘Er zijn ernstige mensen die heel erg tillen aan het slavernijverleden. Daar kan ik niet zo veel mee, behalve dat ik wel vind dat Nederland een bepaalde verantwoordelijkheid heeft tegenover de Antillen, die het ook moet behouden. Maar met dat heel boze en verbitterde kan ik niet zo veel.’

Met Kanta Hélele heeft Izaline Calister zichzelf als songwriter, medearrangeur en producer willen bewijzen. In de Groene Amsterdammer tot slot: ‘Ik heb lang het gevoel gehad dat ik iets terug moest geven aan Curaçao. Voor het eerst wilde ik dat idee helemaal laten varen en puur voor de liedjes gaan, om het even of ze nu Antilliaans zijn of niet. In de Antillen worden mijn liedjes gecoverd door populaire bands. Dat vind ik een heel leuke vorm van erkenning. Het Kas di Kultura doet ook veel voor de Antilliaanse cultuur, maar dit heeft wel een lange adem nodig. Elke leerling die je injecteert met een beetje nieuwsgierigheid naar het Antilliaanse verleden is mooi meegenomen. Daarom vind ik het ook zo belangrijk om in het Papiaments workshops te geven over zangtechniek. Zoals overal behoort ook in de Antillen traditionele muziek niet tot de populairste muziek, maar door oude Afro-Antilliaanse ritmes in moderne arrangementen te vatten probeer ik jongere mensen kennis te laten nemen van hun eigen erfgoed.’